Spelen gebeurt in het moment. Tijdens hun spel maken kinderen een eigen werkelijkheid die ontsnapt aan de geplogenheden van de wereld buiten het spel. Net dat maakt dat kinderen zo hard kunnen opgaan in spel: spelen gebeurt in het hier en het nu, en veel meer is er niet. Children’s Games, de reeks films waarin kunstenaar Francis Alÿs kinderspelen van over de hele wereld documenteert, probeert juist dat moment te vatten.
Door Johan Meire
Kinderspel staat maar zelden centraal in een expositie of in het oeuvre van een kunstenaar. De Belgische kunstenaar Francis Alÿs documenteert al sinds 1999 kinderspelen van over heel de wereld. Vooral de laatste jaren is die collectie gegroeid, nu tot een veertigtal films van heel uiteenlopende kinderspelen. Een ruime selectie daarvan is nu te zien in de expositie The Nature of the Game in het centrum voor hedendaagse kunst WIELS (Sint-Gillis, Brussel). Het is een herneming van de Belgische inzending voor de Biënnale van Venetië, uitgebreid met onder meer recente video’s uit het oorlogsgebied in Oekraïne.
Wat Alÿs treffend vastlegt, is hoezeer spel gebeurt in een heel eigen zone, waarin spel ‘alles is wat er is.’
Spelen gebeurt in het moment
Waar de Kinderspelen van Pieter Bruegel de Oude – nog zo’n bekende collectie – in de eerste plaats een feest van herkenning is (‘dat speelden ze toen ook al!’), trekken de Children’s games van Alÿs de volwassen kijker resoluut mee in de ervaring. De camera zit vaak dicht op de huid van de kinderen, volgt hun bewegingen, gaat mee op in de groep en in het moment. En in zekere zin blijft het daar ook bij: de films zijn documentair; ze observeren, zoeken niet overmatig naar het esthetische, en Alÿs verheerlijkt kinderen of hun spel niet. Juist daarom roepen ze niet in de eerste plaats nostalgie op naar een (allicht vervlogen) kindertijd. Veeleer gaan we heel rechtstreeks mee in de actie, in het moment, en we herkennen de opwinding, de snelheid, het gejoel, het opgaan in de groep.
Samen spelen is afstemming vinden
Spelen gebeurt het vaakst in groepen en groepjes, waarbij kinderen elkaars gelijken zijn en het moment en het spel met elkaar delen. Dat spel met andere kinderen veronderstelt altijd dat je je op elkaar afstemt. Spelregels helpen daarbij omdat ze zorgen voor een gedeeld kader; maar samen spelen is toch vooral instant reageren op wat de andere kinderen doen en zo deel worden van de groep. Dat gebeurt in wezen via hun lichaam: lijf en leden hebben hun weg te vinden tussen andere lichamen. Ze krioelen door elkaar tot een kluwen dat door een ander kind weer ontward moet worden (Kluddermor, Children’s Game #35), stemmen het ritme van hun springtouw af op dat van de anderen, of bewegen angstvallig met elkaar mee zodat de appelsien die geklemd is tussen de gezichten van de spelpartners niet op de grond valt (Appelsindans, Children’s Game #34). Het op schoolspeelplaatsen uitgevonden spel Nzango is helemaal opgebouwd rond het imiteren, of zelfs op een schijnbaar magische manier anticiperen van elkaars voetbewegingen (Nzango, #28).
Een welhaast pure en letterlijke vorm van dat op elkaar afstemmen vond Alÿs in het gezang van jongens die in het door malaria geplaagde Congo samen de toonfrequentie nabootsen waarmee muggen elkaar lokken (Imbu, #30). Zo lokken zij zelf de muggen die boven hun hoofden dansen dichterbij, om ze dan dood te slaan.




Screenshots uit Kluddermor, Appelsindans, Nzango en Imbu; © Francis Alÿs.
Spelen gebeurt altijd ergens
Het lijfelijke van spelen wil ook zeggen dat spelen altijd op een welbepaalde plek gebeurt. Spelen gebeurt in het nu, maar ook altijd in het hier. En die plek doet ertoe.
Soms is het loutere materiaal van de plek de speelaanleiding zelf: sneeuw of zand geven op zich al meteen spelplezier omdat ze zo makkelijk kneedbaar en manipuleerbaar zijn. Kinderen creëren zo letterlijk hun speelwereld: de sneeuwbal die ze voortrollen en die zo steeds groter wordt, of het zandkasteel aan de vloedlijn dat straks het opkomende zeewater te trotseren heeft.
Maar hun spel transformeert ook de vastliggende publieke ruimte waarin kinderen spelen, tot iets anders. In Step on a Crack (Children’s Game #23) rent een meisje door de drukke straten van Hongkong, en vermijdt daarbij om te stappen op alle barsten en lijnen op de bestrating. De stad, die helemaal is gepland voor en helemaal ingenomen door auto’s en handelszaken, laadt ze in haar spel op met haar eigen betekenissen. Haar huppelen en zigzaggen over lijnen en barsten transformeert de stad letterlijk tot speelterrein – een betekenis die in haar spel heel even net zo werkelijk wordt als de economische en commerciële functies die heel de ruimte rondom haar uitstraalt.
Door altijd in de publieke ruimte te filmen, komen dat soort contrasten meermaals naar voren in de Children’s Games van Alÿs. Ze tonen op die manier hoezeer de eigen wereld van het spel zich vaak ook dient te verhouden tot een wereld die door heel andere logica’s wordt gedomineerd.
In La roue (Children’s Game #29) duwt een jongen een grote vrachtwagenband een hoge heuvel op om dan in de band te gaan zitten en van de helling af te rollen. De heuvel is een terril van een kobaltmijn in Lubumbashi, een product en producent van globalisering. Tegenover de schroothoop is de jongen niet alleen letterlijk heel klein; toch voegt zijn spel een laag toe, een potentie die de mijnterril óók in zich blijkt te dragen. Wat als de berg afval een speelheuvel wordt? In het spel wordt de gedachte heel even werkelijkheid.
Spelen is het jezelf moeilijk maken
De bovenmaatse inspanning die de Congolese jongen daarbij doet om de band de berg op te krijgen, en het risico dat hij neemt om de helling weer af te rollen binnen in de band, zijn misschien extreem, maar ze tonen wel waar spel om gaat. Spel zet je voor uitdagingen die eigenlijk onnodig zijn. Daarom is het vaak zonder nut: het vergt een hoop actie, moeite, concentratie of tijd, en buiten het spel leveren al die investeringen niets op. Op de stoep is het makkelijker en efficiënter wandelen dan op het smalle, hoge muurtje waar je vanaf kan vallen. Maar net die spanning, het risico dat het kan fout gaan, levert plezier. In de context van het spel zelf is alle inspanning wél doelgericht en slorpt ze alles op. Maar daarbuiten leidt het tot niets, heeft het geen resultaat. Het zandkasteel dat kinderen bouwen en onherroepelijk door de zee zal worden overspoeld, alle inspanningen ten spijt, is daar iconisch voor.
Dat resoneert merkwaardig met heel wat van Alÿs’ overige kunstprojecten waarbij de inspanning helemaal niet in verhouding tot het resultaat staat. Wanneer hij een gigantisch, langzaam smeltend ijsblok door de straten duwt tot het verdwenen is, of wanneer hij honderden mensen zo ver krijgt om, gewapend met schuppen, een zandberg een paar meter te doen opschuiven, volgt hij de logica van het spel.
De expo The Nature of the Game loopt nog tot 24 januari 2024 in het centrum voor hedendaagse kunst WIELS. Behalve de meest recente zijn alle Children’s Games-films te bekijken op de website van Francis Alÿs.