Ook een camping heeft een speelweefsel

Wanneer is een camping kindvriendelijk? Met kinderanimatie en met een speeltuintje in het zicht van de caravan? Wie even voorbij die clichés kijkt, ziet dat het ook bij een camping om het speelweefsel te doen is. Net als in een gewone woonomgeving gaat het bij de kindvriendelijkheid van een camping om de mate waarin alle elementen van een fijnmazig speelweefsel aanwezig zijn. Ontdek in dit artikel hoe de aspecten van een speelweefsel ook op de camping de bouwstenen vormen voor een kindvriendelijke omgeving.

Door Peter Dekeyser

Onlangs kregen we met Kind & Samenleving de kans een verhaal te brengen bij campinguitbaters. De federatie Recread nodigde ons uit. De directe aanleiding was het onderwerp veilige uitbating van speelterreinen. Recread vroeg daarbij nadrukkelijk om in ons verhaal niet eenzijdig op veiligheid te focussen, maar evenveel aandacht te besteden aan kindvriendelijkheid en aan speelkansen. Dat Recread beseft dat het bij de veiligheid bij speelterreinen niet heel slim is om eenzijdig op veiligheid te focussen, vonden we in elk geval fijn.   

Voor ons was het alvast een prima gelegenheid om ons gedachtengoed met betrekking tot  speelweefsel en kindvriendelijke publieke ruimte expliciet te toetsen aan campings. Want, wat is een kindvriendelijke camping? Een speeltuintje nabij de campingplaatsen, een springkussen en een zwembad, en kinderanimatie: die clichés spelen mee in hoofden van uitbaters en kampeerders en in hun beoordeling van de kindvriendelijkheid van een camping. En natuurlijk zijn kinderen helemaal gewonnen voor dat zwembad en dat speeltuintje. Tegelijk spelen er heel andere elementen mee: elementen die een veel meer genuanceerde kijk geven op kindvriendelijkheid van de ruimte.

De camping is een dorp

Het ligt voor de hand dat kinderen de camping beschouwen als een soort dorp. Een plek waar verschillende gezinnen – zij het tijdelijk – samen in dezelfde buurt wonen. In dat dorp hebben kinderen dus, naast anderen, hun eigen tijdelijke plekje, waarrond ze een structuur van publieke ruimte zien. Je hebt campings in alle soorten en vormen en het is duidelijk dat niet elk campingdorp zomaar een geslaagd speelweefsel heeft. Of deze publieke ruimte al dan niet een kindvriendelijk weefsel biedt, hangt af van meerdere facetten, die op zich een belangrijke rol spelen, en die elkaar tegelijk ook onderling beïnvloeden. 

Deze factoren zijn:

  • Niet streven naar strakke functionele ordening, maar zorgen voor de nodige speling op de ruimte.
  • Een verkeersstructuur die jonge kinderen kunnen beheersen en waar ze zich voldoende veilig en autonoom kunnen verplaatsen.
  • Een ‘dorp’ dat bepaald wordt door de publiekeruimtestructuur en waarrond het wonen is geordend.
  • Speelkansen die niet louter in ‘de speeltuin’ zitten: de publieke ruimte biedt een veel breder gamma aan informele speelkansen.

Zit er speling op de ruimte of is alles strak geordend?

Sommige campings hebben een heel heldere, op de ‘tekentafel’ ontworpen structuur met een strakke ordening en structurering van de kampeerplaatsen. Deze lijken in de regel echter moeizamer te scoren op kindvriendelijkheid. Ook al ziet het er netjes en geordend uit, het mist een zekere charme voor kinderen. De aantrekkelijkheid zit voor kinderen veeleer in de ‘verloren hoekjes en kantjes’,  in allerlei plekjes in de rand, plekjes die onbestemd gebleven zijn. Meer gevarieerde situaties creëren voor kinderen rijkere belevingsmogelijkheden.

Verder maakt de grote eenvormigheid en zogenaamd heldere structurering het voor kinderen ook wat moeizamer oriënteren: alles ziet er hetzelfde uit. Dan zijn variërende situaties beter. Ze geven meer ankerpunten in de mental map van kinderen. We moeten daarbij beseffen dat de individuele kampeerplekken zelf ook niet steeds houvast bieden: mensen komen en gaan, het beeld verschilt van dag tot dag, wat de herkenning er niet makkelijker op maakt.

Een strakke, uniforme ruimtelijke structuur van de camping kan dus zelfs een negatieve invloed hebben op de autonome mobiliteit. Een thema dat van primordiaal belang is voor de kindvriendelijkheid.

Is de camping een dorp waar ik mij autonoom kan verplaatsen? Of zorgt het verkeer toch voor enige belemmering?

Een kindvriendelijke verkeersstructuur laat toe dat kinderen alle plekken van belang autonoom kunnen bereiken. Dankzij die autonome mobiliteit kunnen kinderen elkaar informeel ontmoeten.

Natuurlijk is het op een camping in principe een stuk makkelijker om een voldoende verkeersvrije context te realiseren dan gewoon op straat. De camping kent immers enkel lokaal verkeer, de weggebruikers zijn allen bewoners, de afstanden zijn beperkt,… Geregeld komt het voor dat de geadviseerde maximumsnelheid slechts 20 km per uur bedraagt (zoals bij het woonerf, in woonomgevingen de meest kindvriendelijke verkeerstructuur); soms zie je zelfs bordjes die 10 km per uur opgeven als maximumsnelheid.

Als dit gepaard gaat met een goede overzichtelijkheid van de verkeersstructuur (met snelheidsremmende maatregelen zoals lichte bochten, asverschuivingen en variaties in wegbreedtes…), zien bestuurders spontaan dat de weg niet exclusief op hun eigen maat is. Op een bijna vanzelfsprekende manier leidt dit tot de gewenste autonome mobiliteit. Op campings met een uitgesproken verkeersveilige context zie je echt veel kinderen, óók jonge kinderen, autonoom op pad!

Een uitbater zei: ‘Wat kinderen nog het meest doen bij ons: rondjes rijden!’. Het genot van ongestoord te kunnen rondjes rijden. Genieten van het ‘bewegen om te bewegen’. Het is een spelvorm die niet zo vaak ter sprake komt in het pedagogische discours, maar die zeker deel uitmaakt van het begrip ‘spelen’.

Indien de camping ook nog eens allerlei voetgangerspaadjes kent (short cuts), neemt de kans op autonome mobiliteit grondig toe. 

Is de publieke ruimte ‘restruimte’ of staat de publiekeruimtestructuur centraal en zijn de nederzettingen daarmee verbonden?

Een goed woonweefsel (en dus ook een kindvriendelijk woonweefsel) stelt de publieke ruimte centraal en ordent het wonen daarrond. Dat is bij woongebieden zo, en dat is op campings niet anders. Eigenlijk komt het hierop neer: waar men zorgvuldig structuren heeft uitgetekend om zoveel mogelijk wooneenheden op kwijt te kunnen, wordt de publieke ruimtestructuur verdrongen naar de restruimte. Veel kwaliteitsvoller én kindvriendelijker is het wanneer de publieke ruimte zélf structuurbepalend is. Het effect is dat de publiekeruimtestructuur logisch kan aanvoelen.

De camping bestaat dan uit een structurerende publieke ruimte (inclusief diverse, onbestemde hoekjes en kantjes) waarbinnen de kampeerplekken een inplanting krijgen.

In de regel is er op de camping een centrale publieke zone, vaak met winkeltje, terras, het eventuele zwembad,…  Dit mag evenwel niet de enige beleefbare publieke ruimte zijn. Gelinkt aan die centrale plaats biedt een kindvriendelijke camping een structuur aan van plekken die uitnodigen om te ontmoeten, te ontdekken en de verdere omgeving te verkennen.

Zijn er ook speelkansen buiten de formele speelplekken?

Bijna vanzelfsprekend beschikt een camping over formele speelruimte. Kinderen zijn er de eerste gebruiker en expliciete doelgroep. Echter, uit onze gesprekken met kinderen blijkt dat ze ondanks alles niet zozeer vragende partij zijn voor ruimtes die exclusief voor hen bestemd zijn. Fijner vinden ze het wanneer er ook plekken zijn met een recreatief karakter ‘voor iedereen’. Plekken waar zowel kinderen als volwassenen volop en ook samen gebruik van kunnen maken. Het zijn per definitie plekken die kinderen zich niet exclusief kunnen toe-eigenen. Deze ruimtes kunnen op sporten zijn gericht – denk bijvoorbeeld aan een voetbal-, tennis- of petanqueveld – maar ook aan de pingpongtafel die doorgaans een heuse tiener – ontmoetingsplek vormt.

Een ruimte kan echter ook een heel informeel karakter hebben. De term ‘speelterrein’ staat er niet op, en toch ervaren kinderen dan de speelkansen. In die informele speelruimte zijn kinderen niet de eerste gebruikers, maar ze kunnen er toch op hun speelse manier gebruik van maken. Heel fijn is het wanneer zo’n informele speelplekken groots aanvoelen, zoals een bosje waar kinderen de illusie beleven zich te kunnen verstoppen voor alles en iedereen. Maar ook kleinere plekjes zijn waardevol: passageplekken zijn van die plekjes waar je als kind even blijft hangen. Het zijn zowel afspreekplekken als oriëntatiepunten. Deze informele ruimte is er dus niet enkel als open ruimte tussen de campingplaatsen in, maar in de vorm van ‘verloren’ hoekjes, onbestemd en uit het directe zicht.

Plekken die aan deze voorwaarden voldoen, zij het op campings of in woonomgevingen, hebben de noodzakelijke kenmerken voor een goed, kwaliteitsvol speelweefsel.

Geef een reactie

Welkom

Dit is het Magazine van Kind & Samenleving. Het komt drie keer per jaar online. Veel leesplezier!

Lees over onze thema’s

%d bloggers liken dit: