De afgelopen maanden waren we actief in verschillende sociale huisvestingswijken. Met een reeks inspraaktrajecten willen we de stem van kinderen in kwetsbare buurten luider laten klinken over wonen, spelen en elkaar ontmoeten in de wijk. Naast de nood om de publieke ruimte voor hen aantrekkelijker en kwaliteitsvoller te maken, kwamen ook thema’s als samenleven en veiligheid sterk naar voor.
Door Johan Meire, Francis Vaningelgem en Lisa Verrando.
Kinderen verlangen naar een wijk als gezellige thuisomgeving
Kinderen vinden een gezellige wijk of buurt cruciaal voor de woonkwaliteit. Voor hen kan hier op verscheidene manieren aan gewerkt worden.
Zijn er bijvoorbeeld specifieke voorzieningen of publieke ruimten waar ze zich betrokken bij voelen: waar ze zich welkom weten, die een centrale plek hebben in hun beleving en waar er specifieke activiteiten zijn voor hen? Sommige plekken in de wijk, zoals een dienstencentrum, kunnen van belang zijn voor volwassenen en zijn wel gekend bij kinderen, maar soms ze zijn voor hen eigenlijk betekenisloos. Het zijn geen plekken die ‘van hen’ zijn. In een andere wijk is dat dan weer heel anders omdat het een plek is waar kinderen regelmatig komen voor activiteiten van de wijkwerking of gewoon om te komen spelen. Zijn de belangrijke plekken voor ontmoeting en activiteiten in een wijk ook belangrijke plekken voor kinderen? Dit is een belangrijke vraag die steden, gemeenten en huisvestingsmaatschappijen voor ogen kunnen houden.
Soms is de publieke ruimte in een wijk niet schaars, maar lijkt er toch veel ongebruikte ruimte te zijn. Kleine pleintjes zijn bijvoorbeeld vaak een pijnpunt. Ze hebben potentie, maar er wordt niets mee gedaan. Ze geven geen aanleiding of houvast aan kinderen om ze te gebruiken of er te spelen. Ze lijken meer bedoeld voor oudere mensen, maar kinderen zien zelf dat deze plekken ook door volwassenen weinig gebruikt worden. Dergelijke plekken zijn nochtans belangrijk: kinderen mogen lang niet altijd ver van huis om buiten te spelen, zodat het kunnen spelen dichtbij huis een belangrijk thema is in elke woonwijk. Niet alle speelaanleidingen kunnen op één of twee plekken geconcentreerd worden.
Kinderen hebben niet altijd toegang tot voldoende voorzieningen die het buiten spelen leuk maken. Dat gaat rechtstreeks over speelkansen, maar ook over voorzieningen die ontmoeting ondersteunen. Zo vragen kinderen bijna altijd naar meer zitgelegenheid, en naar een afdak. Kinderen combineren zitten graag met babbelen, iets eten, spelen, lezen. Een afdak dient om droog te zitten wanneer het regent, om schaduw te hebben als de zon te hard schijnt, en als afspreekplek en ankerpunt in de wijk. Ook meer verlichting kan een plek gezelliger maken.
Die ontmoeting komt niet alleen terug in mogelijke ruimtelijke ingrepen. Kinderen scoren hun wijk soms laag op gezelligheid. Ze geven dan aan dat er in hun buurt niet veel te doen is. “Het is een beetje een saaie wijk, maar oké.” Ook het aanbieden van diverse activiteiten voor verschillende leeftijden is een belangrijke factor om de wijk op maat van verschillende kinderen te ontwikkelen.
Wanneer kinderen aangeven dat ze het leuk vinden om in een buurt te wonen, heeft dat er vooral mee te maken dat ze er vrienden hebben om te ontmoeten en dat het goed lukt om buiten te spelen. Activiteiten en andere kinderen maken een buurt voor kinderen tot een gezellige buurt om in te wonen.
Kinderen wensen een goed onderhouden buurt
Omdat een aantal wijken waarin wij werkten aan renovatie of herbouw toe zijn, kwam de staat van gebouwen (woningen, appartementsblokken) regelmatig ter sprake. De toestand van de woningen en van de infrastructuur heeft voor kinderen een invloed op hoe aangenaam en veilig ze de woonomgeving als geheel ervaren: een lift die niet goed werkt, appartementsgebouwen die in renovatie zijn en hierdoor een verloederde indruk nalaten, de koude in sommige appartementen… De directe omgeving van de inkomhallen van appartementsgebouwen heeft een rol te spelen in een aangename en veilige publieke ruimte – en dus in de woonomgeving van kinderen. Op sommige plekken voelen kinderen zich niet welkom of niet op hun gemak. Dode hoekjes en vuilnis dragen bij tot het zich niet helemaal thuis voelen: ze maken de wijk ongezellig en zorgen soms ook voor onveiligheidsgevoel.
Ook het onderhoud van speeltoestellen en sportinfrastructuur is soms een heikel punt. Een plek met fitnesstoestellen wordt in een van de wijken door de kinderen als een speelplek aanzien, maar het ligt er ook wel vuil en ze tonen dat de toestellen zijn kapot of versleten zijn. “Je moet altijd op dezelfde plek spelen omdat de fitness kapot is.” Dit soort voorzieningen wordt juist wél sterk gewaardeerd door kinderen als ze goed onderhouden worden.
Een goed beheerde publieke en semipublieke ruimte is des te belangrijker in wijken waar kinderen geen tuin of een zeer kleine tuin hebben. Daardoor wordt publiek groen vaak heel sterk gewaardeerd, vooral als het bruikbaar of bespeelbaar is. Als dergelijke parkjes, grasvelden of andere groene hoekjes voldoende flexibel zijn en speelkansen bieden, kunnen kinderen dat stukje van de publieke ruimte als ‘hun’ stukje beschouwen. Zo krijgt de woonomgeving betekenis voor kinderen.
De meisjes lopen direct naar de zelfgemaakte boomhut die op een heuvel ligt. Twee meisjes vertellen trots dat ze de boomhut zelf gemaakt hebben met enkele grote kinderen. Ze beschouwen het als hun boomhut. In het buurtparkje hebben kinderen zelf voor speelmogelijkheden gezorgd. Ze hebben een schommel opgehangen aan een boom.
Die kans op toe-eigening is er lang niet altijd. Ruimte tussen woningen of appartementen heeft soms een onduidelijk statuut: ‘mogen wij hier wel spelen?’ Gaat het om publieke ruimte, of toch om een soort semiprivate ruimte die alleen voor de bewoners is bedoeld?
De wijk is een mini-samenleving waarin kinderen zich veilig willen voelen
Veiligheid is een belangrijk thema in meerdere wijken. Geparkeerde auto’s nemen vaak veel plaats in die anders en beter benut zou kunnen worden; maar rijdende auto’s worden vaak genoemd als bedreiging van de fysieke veiligheid van kinderen: auto’s die te snel rijden, bussen die niet stoppen aan een zebrapad, gevaarlijke oversteken,…. Spelen op straat kan, bijvoorbeeld door sluipverkeer dat ook te snel gaat, ook in een woonwijk soms niet vanzelfsprekend of zelfs ronduit gevaarlijk zijn. De pijnpunten kunnen samen met kinderen goed in kaart gebracht worden, zodat er kan gezocht worden naar oplossingen die ervoor zorgen dat kinderen zich beter autonoom kunnen verplaatsen in de wijk.

Ingrepen zijn vaak complexer wanneer het gaat over het ‘storende gedrag’ van grote mensen die kinderen in hun wijk of buurt tegenkomen. “Wij doen soms dingen die niet mogen, maar zij klagen veel te fel.” Kinderen spreken over gemene mensen of ‘mensen die niet zo lief zijn’, over dronken mensen die hen lastig vallen, over racisme, over weggejaagd worden en over ruzies in de wijk. Ook de diverse leeftijden – voor jongere kinderen: de aanwezigheid van oudere jeugd – kunnen een bron van wrijving, conflict of vermijding zijn. In meerdere wijken hoorden we ook het verhaal van ‘het witte busje dat kinderen ontvoert’. Hoe concreter die verhalen, des te duidelijker het onveiligheidgevoel bij de kinderen. En bij de ouders, want hierdoor mogen ze ook niet altijd niet altijd buiten gaan spelen of naar hun vrienden gaan. Dat is voor het beleid een lastige kwestie om op te vangen.
Soms hebben de kinderen het idee dat de kinderen van de wijk elkaar beter kennen – en meer een samenhorigheidsgevoel hebben – dan de volwassen bewoners, die meer naast elkaar leven. Tegelijk zijn de kinderen en volwassenen die elkaar wél kennen, belangrijk voor elkaar: een “soort van familie”. Kinderen stellen bijvoorbeeld een buurtfeest voor: zij kunnen spelen, terwijl de volwassenen kunnen babbelen om elkaar beter te leren kennen.
Voor dit artikel baseerden wij ons op inspraaktrajecten in sociale woonwijken waar een renovatie of herbouw op de planning staat, in Ronse, Gent en Kampenhout. Ook in Beringen, Brugge en Heist-op-den-Berg voerde Kind & Samenleving inspraaktrajecten uit over sociale woonwijken.