10 principes voor realisatie van inclusieve en toegankelijke speelruimte

Op 4 april organiseerde Stad Antwerpen samen met Kind & Samenleving een druk bijgewoonde Inspiratiedag integraal toegankelijke publieke ruimte voor jeugd. Het deed deugd om te zien dat er veel enthousiastelingen werk willen maken van meer inclusieve (speel)ruimtes. Maar er is nog veel werk aan de winkel.

Door Wouter Vanderstede

Een uitgebreide Nederlandse delegatie bracht heel wat ervaring aan op vlak van inclusief ontwerp. Onder meer Ilse van der Put (stichter van de Speeltuinbende, initiatiefneemster van het SamenSpeelAkkoord en zaakvoerder van Empowerment by Playing) en ontwerpster Suzanne van Ginneken (Speelnatuur) stonden in voor de keynote speech en een ontwerpworkshop. Op basis van hun bijdragen formuleren we hier 10 principes voor de realisatie van inclusieve en toegankelijke speelruimte.

We lichten eerst 5 algemene principes toe die eerder een visie omvatten. Daarna geven we 5 ontwerpprincipes.

Vijf algemene visieprincipes:

1. Het recht om erbij te kunnen horen

Sociale isolatie is een belangrijke uitdaging voor kinderen met een beperking. Samen spelen is samen opgroeien, en dat is niet altijd evident. Zij hoeven niet àltijd àlles overal te kunnen, maar zij willen erbij kunnen horen en mee actief deel kunnen uitmaken van het geheel. Eigenlijk is dat het belangrijkste. Het is ook hun recht vanuit het IVRK (Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind) en het VRPH (Internationaal Verdrag inzake de rechten van Personen met een Handicap). Overheden moeten deze rechten garanderen.

2. Kinderen met een beperking kunnen vaak méér dan je denkt

Met enkele concrete voorbeelden gaven Ilse van der Put en Suzanne van Ginneken aan dat we soms een verkeerd beeld hebben over kinderen in een rolstoel. Bij veel kinderen met een handicap is een rolstoel vooral ondersteunend, en kunnen ze op eigen kracht of met enige hulp ook uit die rolstoel om een landschapselement te verkennen. Vaak hebben ze dan gewoon een vertrek- of aanzetpunt nodig: een plek waar ze tot midden in de zone kunnen rijden, hun rolstoel fixeren en zich ergens op kunnen hijsen. Vaak zijn kleine aanpassingen voldoende om een zone of toestel (deels) toegankelijk te maken.

Schatkaart in braille

3. Uitdaging op elk niveau

Dat mag soms ook moeilijk zijn. Dat is dan een uitdaging, maar het moet wél mogelijk zijn. Eigenlijk heeft een speelruimte nood aan uitdagingen op elk niveau. Er is een diversiteit aan kinderen, elk met een eigen ontwikkelingsniveau. Kinderen met een zogenaamde beperking zijn op bepaalde vlakken motorisch soms beter ontwikkeld dan kinderen ‘zonder beperking’, omdat ze met veel wilskracht en oefening op hun motoriek werken. En zou geen leuke ontwerpopdracht zijn om iets te bedenken waarmee kinderen met een beperking beter kunnen doen dan die zonder? Bijv. brailleboodschappen die de weg aangeven naar een geheime plek, een draaitoestel dat extra functies heeft wanneer je er een rolstoel in plaatst,…

Elk kind heeft verschillende ontwikkelingsniveaus. Sommige kinderen ‘met beperking’ zijn op bepaalde vlakken meer ontwikkeld dan kinderen ‘zonder beperking’.

4. Veel soorten beperking, veel soorten kinderen en dus rijke spelomgevingen

Er zijn heel veel soorten beperkingen: motorische, zintuiglijke verstandelijke beperkingen of gedragsstoornissen. Die zijn op het eerste gezicht vaak onzichtbaar. Combinaties van meerdere beperkingen komen ook vaak voor. Het is niet gemakkelijk om op àlle beperkingen en hun combinaties te anticiperen.

Maar hoe rijker een terrein, hoe meer verschillende kinderen een plekje kunnen vinden. Dit geldt voor kinderen mét en zonder beperking. Zet dus in op een diversiteit aan speelfuncties en verschillende ruimtelijke sferen. Bijvoorbeeld: Een vlak rolstoeltoegankelijk hoofdpad, maar ook zones met diverse ondergronden, die kansen geven aan sensorisch exploratief spel (bijv. kunnen voelen aan keien, genieten van de geur en kleur van bloemen, in zand kunnen knijpen en bouwen, dieren kunnen horen en zien, buizen waarmee je geluid kan maken,…).

5. Geborgenheid én avontuur

Bij ontwerp van speelruimte in het algemeen beschouwen we ‘geborgenheid én avontuur’ als een gouden begrippenpaar. Hierboven werd al duidelijk dat we ook voor kinderen met een beperking avontuur kunnen en moeten nastreven. Maar bij heel wat beperkingen verdient ‘geborgenheid’ wat extra aandacht. Dat zijn plekken waar prikkels gedempt worden, spreekwoordelijke coconnetjes die gezellig begrensd zijn, waar je kan snoezelen en chillen, ruimtes en paden waar alles heel duidelijk, veilig en overzichtelijk is,… Ook kinderen zonder beperking hebben daar vaak baat bij.

Anderzijds mogen wij niet blind zijn voor de ernst van de beperkingen van sommige kinderen en de energie die dat van ouders of begeleiders vraagt. Bij verstandelijke beperkingen en gedragsstoornissen is een goed fysiek afgegrensde zone soms absolute noodzaak. Maar maak er dan meteen een mooi, landschappelijk geïntegreerd hek van, met (niet giftige) klimplanten bijvoorbeeld.

Zorg ook dat er vooraf info te vinden is over de speelplek over wat er al dan niet aanwezig is aan voorzieningen (in de buurt): bijv. parkeren in de buurt, sanitair, graad van toegankelijkheid,… Dit voorkomt pijnlijke ontgoochelingen.

Natuur en bos wil mee ‘Snoezelbossen’ realiseren

Vijf ontwerpprincipes:

1. Betrek kinderen met een beperking en denk tijdens het ontwerp aan ‘referentiepersonen’:

Niets is leerrijker voor een ontwerper dan een site en speelplekken te bezoeken samen met kinderen met beperking(en). Zo leer je hun leefwereld en gebruiksperspectief kennen en ontdek je de potenties of knelpunten van een terrein. Hun ‘bril’ kan je voortdurend opzetten door tijdens het ontwerp regelmatig aan de verschillende kinderen, elk met hun specifieke beperking(en), te denken en jezelf de vraag te stellen: Zou kind X er geraken? Zou kind Y dit kunnen gebruiken?

Kinderen met een beperking kan je actief laten participeren in de verschillende ontwerpfases, bijvoorbeeld in de fase van de projectdefinitie en voorontwerp.

2. Creëer een divers (speel)landschap met een kwalitatief basisontwerp

Net zoals bij het creëren van publieke ruimte voor meisjes, vergt het ontwerp van een speelruimte voor kinderen met een beperking een uitgesproken ontwerpmatige insteek. Met losse speeltoestellen kom je er niet. Er moeten duidelijke hoofdpaden, zijpaden en zones gecreëerd worden en er moet nagedacht worden over de verschillende activiteiten en spelfuncties. Je kan dit zien als kans om bewuster over het ontwerp van een speelterrein na te denken.

3. De getallenreeks van de ‘samenspeelbril’: 100-70-50

Het SamenSpeelNetwerk stelt drie cijfers voor als ambitie voor het creëren van inclusieve speelplekken:

  • 100% welkom:
    Alle kinderen met een beperking moeten op het terrein geraken en zich helemaal welkom voelen. Belangrijk is dat er voldoende informatie vooraf is, zodat kinderen en families precies weten wat ze kunnen verwachten aan faciliteiten (bv. soort paden, parkeerplaats, sanitair,…). ‘Iedereen welkom’ moet het motto zijn, zowel expliciet als impliciet.
  • 70% bereikbaar:
    Op elk terrein is 70% van alle speelaanleidingen, speeltoestellen en faciliteiten vlot bereikbaar voor iedereen. Alle zones binnen de speelruimte moeten bereikbaar zijn met een kwalitatief hoofdpad, dat de speelruimte ontsluit of rondgaat. Dat hoofdpad is ook een speelpad en er moet vanalles te beleven vallen. Wie immers enkel op het pad kan blijven, moet er ook kunnen spelen.
  • 50% bruikbaar:
    Minstens de helft van de speelaanleidingen moet bespeelbaar zijn voor elk kind of gericht zijn op ontmoeting en samen spelen. Vooral de leukste speeldingen op een terrein moeten ook bruikbaar zijn. Niets is frustrerender dan dé grote attractie van een terrein (bv. iets met water of iets heel hoog) niet te kunnen gebruiken.
Bron: Samenspeelnetwerk
Communicatietips voor goede toegankelijkheid van groene ruimtes (Good Planet Onbeperkt Buiten XL)

4. Ontwerp van het hoofdpad als ruggengraat:

Omwille van de 70% bereikbaarheid is het ontwerp van het hoofdpad van groot belang. Het is goed berijdbaar voor bezoekers met wielen, zodat ze dichtbij de speelaanleidingen kunnen komen. Het hoofdpad geeft houvast en structuur aan wie zich minder goed kan oriënteren. Het is ook goed zichtbaar én voelbaar, met goede geleidingen voor kinderen met een visuele beperking (bv. door een continue geleidingsband op de grond of voldoende groot voelcontrast in het materiaal van de ondergrond).

Het hoofdpad moet ook een ‘speelpad’ zijn, met voldoende speelaanleidingen, en rondleiden of toeleiden tot de meest aantrekkelijke speelzone. Dit vormt dus de ruggengraat voor het ontwerp in deelzones. Vanuit het hoofdpad kunnen meer avontuurlijke zij- of parallelpaadjes ontworpen worden met specifieke uitdagingen. Maar door de vormgeving (bv. materiaalgebruik, dimensies) is het duidelijk dat dit een optionele route is en dat je onbezorgd het hoofdpad kan blijven volgen als je het zijpad niet wilt, durft of kunt nemen.

Langs dit hoofdpad geraak je tot in alle zones.

5. Volg het ontwerpproces op van begin tot eind!

Tussen ontwerp en realisatie op het terrein zitten veel stappen (bv. aanbesteding, precieze keuze toestellen, aankoop, plaatsing,…). Omschrijf de eisen voor toegankelijkheid zo concreet mogelijk in de aanbesteding en geef ze voldoende gewicht. Kies goede, nauwgezette aannemers, die actief meedenken. Al te vaak worden er bij de plaatsing nog fouten gemaakt. Een schijnbaar klein detail kan voor de gebruiker met een beperking grote gevolgen hebben.

Ontwerpers hebben de taak om de uitvoering van heel nabij op te volgen. Test voortdurend zelf uit en laat aannemers testen. Dit alles vraagt best wat tijdsbesteding van iedereen, zeker wanneer er nog weinig ervaring is. Calculeer dit dus in en bespaar niet op het proces, overleg en uittesten. Een eindtest met gebruikers is zeker ook geen overbodige luxe alvorens het terrein helemaal op te leveren.

Belang van een goed basisontwerp en opvolging van alle technische details doorheen het proces.
Bron: Anke Wijnja, Natuurlijk toegankelijk spelen: Praktische gids voor het inrichten van natuurlijke speelomgevingen voor kinderen met een fysieke beperking.

Opstap naar kwalitatief ontwerp!

Omdat onze ervaring nog beperkt is, zal inclusief ontwerpen aanvankelijk extra (leer)tijd vragen. Maar beschouw het als een uitdaging om een speelruimte leuker te maken voor iedereen!

Ontwerpen voor kinderen met een beperking verplicht jou immers om wat dieper na te denken, een goed ontwerp te maken en landschappelijk te ontwerpen. Uiteindelijk komt dit de speelwaarde en het goed functioneren van een speelruimte alleen maar ten goede.

Welkom

Dit is het Magazine van Kind & Samenleving. Het komt drie keer per jaar online. Veel leesplezier!

Lees over onze thema’s

Ontdek meer van Kind & Samenleving Magazine

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder