Shoppingcenters en snoepwinkels

Wanneer tieners een buurt ontwerpen, plannen ze er vaak erg grootschalige voorzieningen. We benadrukken tijdens onze trajecten dat niet elk type voorziening in elke buurt voorkomt. Een lagere school heb je bijvoorbeeld in elk dorp of elke stadswijk, maar niet in elke woonbuurt. Broodautomaten komen dan weer veel vaker voor dan echte bakkers. Tieners volgen deze redenering, maar kijken bij het ontwerpen van een woonbuurt waarin ze zelf zouden willen wonen vooral wat ze zelf dichtbij willen hebben.  

Door Gisèle Vervoort

Woonbuurten ontwerpen

Met onze testsessies voor de ontwikkeling van Ruimtehelden – een participatief leerpakket rond duurzaam ruimtegebruik – gingen we ondertussen al rond in 15 scholen en gingen we in interactie met meer dan 600 tieners. We ontwikkelden methodieken om het met tieners te hebben over het wonen van morgen en pasten deze telkens aan op basis van onze ervaringen. In heel wat testsessies ontwierpen tieners hun ideale woonbuurt en tijdens enkele langdurigere participatietrajecten mochten tieners ook hun stem laten horen over gebiedsontwikkelingen in hun stad of gemeente. Hiervoor werkten we reeds samen met Geel, Vilvoorde, Pelt en Beringen. Op verschillende plaatsen stellen we dezelfde tendensen vast wanneer tieners een woonbuurt ontwerpen.

De bereikbaarheid van voorzieningen staat centraal

Tieners uit Gent ontwierpen zonder voorafgaandelijke info een woonbuurt waarin ze zelf zouden willen wonen. De houten blokjes stellen hierbij woningen voor, de gele blokjes voorzieningen. Wat de voorzieningen inhielden, mochten de tieners zelf invullen. De andere gekleurde blokjes (rood of blauw) stellen de eigen woningen van de groepsleden voor.

In dit ontwerp kozen de tieners ervoor om de buurt te ontwerpen rond een centraal open plein.

“De winkels moeten niet in het midden van het plein he, ze moeten tussen de huizen. Dichtbij iedereen. Er is een alleswinkel, zoals de Action. Dit is de cinema. Dit is de school en dit het ziekenhuis. In het vierkant is een autovrije zone.”

Een ander groepje van de klas bouwde de voorzieningen dan wel weer centraal. De logica die ze hiervoor hanteerden, was echter dezelfde:

“Alle voorzieningen zijn in het centrum, ongeveer even dicht voor iedereen.”

Leerlingen plaatsen de voorzieningen (gele blokjes) centraal in een woonbuurt.

Hoe verschillend de ontworpen buurten ook zijn, telkens komt de argumentatie terug om woningen en voorzieningen dichtbij elkaar te plaatsen of met elkaar te verweven:

“Zo hoef je niet de auto te nemen om naar de winkel te gaan.”

De ligging van voorzieningen ten opzichte van de woningen is voor tieners dus van belang. Maar ook het aantal voorzieningen speelt mee. Eén enkele winkel in een buurt blijkt niet te volstaan:

“We doen gelijk alle gele blokjes in het midden, we moeten hier een winkelcentrum maken ofzo, en daar ook eentje aan de kant. Als ze een beetje ver wonen, dan hebben ze ook nog een winkel ofzo.”

Eetwinkels

Zelfs bij de ontwikkeling van een relatief kleine buurt met een 15- tot 30-tal woningen en enkele voorzieningen, verbeelden tieners zich dat de voorzieningen erg grootschalig zijn. Denk aan supermarkten, handelszaken met toffe kleding of games, ziekenhuizen, zwembaden en indoor speelvoorzieningen zoals trampolineparken. Kleinschaligere voorzieningen die vaak gekozen worden, zijn een apotheek en een horecazaak, voor kinderen vooral te verstaan als een plaats om eten te kunnen kopen tijdens het spelen, zoals een ijssalon of een snoepwinkel. Tieners willen in hun buurten immers vooral kunnen spelen of chillen met vrienden in tuinen, parken en op pleinen, maar als ze gebouwen in hun ontwerp mogen zetten, springen ‘eetwinkels’ er toch uit.

Enkele meisjes uit het 1ste middelbaar in Oostende legden hun ontwerp als volgt uit:

“Er staan een paar huisjes alleen en daarnaast is een appartement. Het gele blokje is een school. Naast die huizen en dichtbij de school zetten we een ziekenhuis. Ook dichtbij de school zetten we een snoepwinkeltje ofzo, zodat de leerlingen snoepen kunnen gaan halen.”

Tijdens een traject met een 5de leerjaar rond de ontwikkeling van een binnengebied in een deelgemeente van Beringen zagen we dezelfde tendens. Voor dit toekomstplan kregen de kinderen de opdracht om maximum 30 woningen te bouwen aangevuld met maximum 2 kleinschalige voorzieningen.

De houten blokjes stellen woningen voor en werden al dan niet gestapeld. De kinderen tekenden en noteerden ook welke invulling de publieke ruimte moest krijgen. Daarnaast gaven ze het rode blokje een plek op het plan:

“Dit is een eetwinkel en daarboven een snoepwinkel voor de kinderen.”

Een ander groepje plaatste een gamewinkel en een snoepwinkel (gele blokjes) dichtbij het park waar ze allerlei buitenactiviteiten zouden willen doen.

“We eten graag snoep en we gamen veel.”

Shoppen en snoepen

In Pelt dachten tieners na over de toekomst van de site ‘t Pelterke. Dit gebied – gelegen in het centrum van Overpelt – bevat enkele gemeenschapsfuncties (sporthal, cultuurcentrum) en moet op termijn een levendige buurt worden met verschillende buurtvoorzieningen en kwalitatieve publieke ruimte. Als eerste stap bekeken de tieners de huidige functies in het gebied en haalden spontaan aan dat er naast de centrale publieke functies zoals cultuur, onderwijs en sport wat meer winkels mochten zijn.

“Wij hebben nog een winkelcentrum nodig.”

“Hier moet een snoepwinkel komen. In de zomer is het een ijssalon. En hier moet een mall komen met allemaal gratis dingen.”

We geven de tieners bij dit soort diepgaandere participatietrajecten in samenwerking met de gemeente ook telkens de opdracht om een buurt te ontwerpen waarin ze zelf zouden willen wonen. Tieners kiezen de voorzieningen waar ze zelf graag gebruik van willen maken. Ze plaatsen deze in hun eigen woonbuurt omwille van de nabijheid.

“Ik weet niet of ze in Hasselt een winkelcentrum hebben, maar anders moet je wel echt ver rijden als je een winkelcentrum wil.’

Met leerlingen uit 1b van een secundaire school in het centrum van Beringen gingen we dan weer aan de slag rond de toekomst van de nabijgelegen kanaalzone. We daagden hen uit om het gebied te ontwikkelen met een minimum aantal woningen. Ze mochten zelf nadenken of ze hier ook ruimte voor kantoren, horeca of andere functies wilden voorzien. Wel moest er zeker een park komen en moesten ze de ruimte zo slim mogelijk gebruiken. Heel frappant was de hoeveelheid (kleding)winkels en supermarkten die gekozen werd.

“We hebben dus twee delen gemaakt met winkels. Aan de linkerkant is er de Colruyt, Aldi, KFC & McDonalds. Het is een kleine wijk waar je met de fiets binnen kan. Er is aan twee kanten een (rand)parking. Aan de rechterkant is er een kebabzaak, H&M en C&A. Er is ook een ondergrondse parking.”

Ook groepjes die het iets kleinschaliger zien, plannen toch een supermarkt in.

 “Dat is een Albert Heijn, voor als je groenten nodig hebt.”  

Ze willen immers een supermarkt dichtbij als ze er zelf gaan wonen.

Hoewel we de tieners er op wezen dat de voorzieningen soms te grootschalig waren in verhouding tot de omvang van de buurt, koos ook dit groepje voor een Albert Heijn, Spar, restaurant en Minecraftwinkel:

“Hier zijn de winkels en het restaurant.”

“In de supermarkten vind je veel eten. Dat willen we dichtbij.”

Eigen woning

Op de afbeelding zie je een rode stip op een appartementsgebouw staan. Dat is waar de tieners van het groepje zelf willen wonen. Een positieve keuze voor gestapeld wonen wordt meestal gemaakt omwille van het uitzicht of om dicht bij vrienden te wonen. Voorts kiezen sommigen er bewust voor om dicht bij de winkels te wonen.

“Ik kies ervoor om in een appartement te wonen om dicht bij het winkelcentrum te zitten.”

“De andere gele blokjes zijn winkels. Ik wil veel winkels. Ik wil naast een shoppingcenter wonen.”

Een leerling koos ervoor om onder een supermarkt te wonen: “Zo kom je makkelijk aan eten.”

Het blijkt wederom dat tieners heel wat te zeggen hebben over hun omgeving. Hen meenemen naar het perspectief van de ruimtelijk planner, die rekening houdt met diverse schaalniveaus, is soms een uitdaging. Ook na een toelichting over schaalgrootte ontwerpen tieners vaak plannen met veel grote voorzieningen. We kunnen dus alleen maar vaststellen dat nabijheid van dagdagelijkse functies voor hen enorm belangrijk is. Daarin zit ook net de meerwaarde van het betrekken van tieners: ze verliezen nooit de noden op buurtniveau uit het oog.

De voorkeur voor shopping malls, eetwinkels en een mooi uitzicht zijn slechts enkele van de interessante tendensen die we opmerkten tijdens onze testsessies voor Ruimtehelden. Over andere zaken kan u meer verwachten in volgende magazines.


Ruimtehelden is een participatief leerpakket rond duurzaam ruimtegebruik. Het pakket bevat verschillende methodieken die leraren kunnen gebruiken om les te geven over het thema duurzaam ruimtegebruik. In Ruimtehelden zitten ook enkele methodieken die uitnodigen om een samenwerking aan te gaan met het lokaal bestuur. Op die manier leren leerlingen niet alleen over duurzaam ruimtegebruik, maar kunnen ze ook participeren aan het ruimtelijk beleid. Na uitgebreid testen is het prototype van ons leerpakket nu beschikbaar voor geïnteresseerde leraren. Maar ook als ruimtelijk planner of participatiemedewerker kan je dus aan de slag met onze methodieken. Wil jij tieners betrekken bij het ruimtelijk beleid? Stuur een mail naar gvervoort@k-s.be indien je interesse hebt in ons leerpakket.

Geef een reactie

Welkom

Dit is het Magazine van Kind & Samenleving. Het komt drie keer per jaar online. Veel leesplezier!

Lees over onze thema’s

Ontdek meer van Kind & Samenleving Magazine

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder