Het duurde lang, te lang, voor kinderen een stem kregen tijdens de coronacrisis. Peter Dekeyser vraagt zich in een snedige column af hoe dat kon gebeuren.
Die dekselse corona-beslissers slaagden er maar niet in om op een behoorlijke manier over kinderen na te denken. Dat kon je met het blote oog zien. En wanneer ze dan toch eens hun focus specifiek op kinderen richtten, ging dat vrijwel uitsluitend over ‘naar school gaan’. Daarmee herleidden ze kinderen in één beweging tot leerlingen. Neen, hoe kinderen de situatie werkelijk beleefden, kwam maar mondjesmaat aan de oppervlakte en in de maatregelen merkte je weinig of geen échte kindgerichtheid.
Ook voor de Kinderrechtencommissaris was dat allicht duidelijk. Zoals het een heuse Kinderrechtencommissaris betaamt, wou ze wel eens weten hoe kinderen momenteel tegen dat vreselijke coronabeest aankijken. Om de nodige inzichten op te doen, zette ze een enquête op, gericht naar de jeugd. Ik weet nog hoe dat idee van die enquête werd aangekondigd, en hoe ik toen dacht: ‘Hoera! Leve de Kinderrechtencommissaris!’ En hoe ik tegelijk veronderstelde: ‘Een enquête? Kinderen vullen zoiets toch niet in?’
Ik meende wel even te weten dat zo’n vragenlijst een typisch grote-menseninstrument is en dat het bijlange niet vanzelfsprekend is om kinderen zo’n ding te laten invullen en bla bla bla. Maar om kort te gaan. Ik had ongelijk (weer eens, ik ben het in de loop der jaren gewoon geworden). Ze hebben daar in dat commissariaat werkelijk een stapel reacties gekregen, wel meer dan 40.000. Kun je nagaan.
Ik bekeek de resultaten en het deed me deugd om nu eens wél de stem van kinderen te horen.
‘Ik vind dat er veel meer rekening gehouden wordt met volwassenen dan met kinderen!’ was een reactie van een meisje, waarmee ze de pijnlijke waarheid blootlegde. Het zal je misschien verbazen, maar kinderen kunnen dat best wel. Ze kunnen verrassend goed nadenken als ze er maar de kans toe krijgen én vaak kunnen ze de dingen ook nog eens bevattelijk brengen.
Zo herinner ik me een inspraaksessie met skatende tieners, dik acht jaar geleden. We hielden de eerste voorzichtige gesprekken over ‘kansen om te skaten’ in de gemeente. Ik probeerde de context te schetsen. Dat vond ik niet eenvoudig, omdat er onderwerpen in voorkwamen als gemeentelijk beleid, budgetten en ruimtelijke ordening. Ik deed dan ook mijn best en maakte er zelfs wat tekeningetjes bij. Helaas bleven ze me aankijken met al te veel vraagtekens in hun ogen. Behalve één jongen die rustig glimlachte. Ik besefte dat hij me kon redden.
‘Jij begrijpt wat ik bedoel, hè?’, vroeg ik hem. ‘Zou jij het even willen uitleggen aan de anderen?’
Anderhalve zin had hij nodig … Anderhalve zin en meteen verdwenen alle vraagtekens uit de ogen van de tieners.
Om slimme regels te verzinnen, moet je ook bij kinderen zélf te rade gaan. Daar worden volwassenen zélf ook slimmer van, iets waar ze overigens onmiskenbaar deugd van hebben.