Bij Kind & Samenleving vragen we ons al langer dingen af als: hoe kunnen kinderen naar dit voetbalveld, kunnen ze in deze wijk alleen naar school, mogen jonge tieners al alleen naar de jeugdbeweging? Bij vele ‘onderweg-vraagstukken’ – of in beleidstermen ‘mobiliteitsvraagstukken’ – valt één ding op: de cruciale rol van veilige oversteekplaatsen voor kinderen en jongeren.
Door Francis Vaningelgem
Onze ervaring bij Kind & Samenleving leert dat we beter uitgaan van het feit dat er geen veilige oversteekplaatsen voor kinderen en jongeren bestaan. De ene oversteekplaats is natuurlijk al veiliger dan de andere. Stoplichten, verlaagde snelheid, drempels, asverschuivingen, gelijktijdig groen: er zijn een hele reeks inrichtingsprincipes voorhanden om de veiligheid te verhogen. Afhankelijk van de ruimtelijke situatie kunnen die ingezet worden. Maar in se zijn oversteekplaatsen waar gemotoriseerd verkeer en zachte weggebruikers in elkaars buurt komen gevaarlijke ruimten. En hoe groter het verschil in snelheid, hoe gevaarlijker. Als men echt wil inzetten op veilige oversteekplaatsen om zo de autonome mobiliteit van kinderen en tieners te verhogen, is het noodzakelijk om deze conflictsituaties te vermijden. Er zijn dus meer oversteekplaatsen nodig waar gemotoriseerd verkeer en zachte weggebruikers elkaar vermijden.
Daarnaast moet meer rekening gehouden worden met het dagelijkse gedrag van kinderen en tieners. Dit ziet men vaak over het hoofd, vanuit de redenering: kinderen en jongeren moeten hun gedrag maar aanpassen aan de omgeving, en ze moeten leren omgaan met situaties onderweg. De omgekeerde redenering moet echter ook meer aandacht krijgen. We moeten onze ruimtelijke situaties aanpassen aan het natuurlijke, speelse, lerende en avontuurlijke gedrag van kinderen en jongeren. In die zin is het soms beter te spreken van oversteekplaatsen voor het gemotoriseerde verkeer, meer dan van oversteekplaatsen voor voetgangers en fietsers.
Enkele voorbeelden van hoe kinderen en tieners zich bewegen doorheen de publieke ruimte.
- Een groepje tieners is onderweg naar het skatepark. Ze wachten om te kunnen oversteken en ondertussen doen ze allerlei trucjes met hun skateboard. Is de ondergrond beskatebaar? Hebben ze ruimte op straat?
- Een groep tieners fietst naar school. Ze dagen elkaar uit op de fiets. Hebben automobilisten hier begrip voor?
- Kinderen spelen tikkertje als ze voor het rood licht staan te wachten. Is er voldoende ruimte en buffer tussen hen en het gemotoriseerde verkeer?
- Kinderen en jongeren leren fietsen (en zigzaggen nog, of kunnen nog niet altijd goed remmen). Zijn onze voetpaden en fietspaden hieraan aangepast?
- Kinderen en jongeren zijn kleiner van gestalte. Staan er visuele obstakels (bloembakken, geparkeerde auto’s) ter hoogte van oversteekplaatsen?
Meer inzicht in dit gedrag moet de veiligheid rondom bepaalde oversteekplaatsen verhogen. Het leidt ook tot een betere inschatting van welke oversteekplaatsen strategisch zijn voor kinderen en jongeren. Naast de gevaarlijke punten die aangeduid staan op kaarten en in studies – de zogenaamde zwarte punten, of plaatsen waar vele ongelukken gebeuren – zijn er immers oversteekplaatsen die in de beleving van kinderen, tieners en hun ouders onveilig zijn. Ook die plekken zijn strategisch belangrijk om te werken aan een sterkere autonome mobiliteit van kinderen en jongeren.