In Perugia hebben ze een straat die Corso Pietro Vanucci heet. Ooit was die Vanucci een uitstekend schilder, de trots van de streek, daarom hebben ze hun hoofdstraat ook naar hem genoemd. Het schijnt overigens dat die weg aanvankelijk niet vlak was, maar zoals vrijwel alle wegen in Umbrië buitensporig steil. Op een dag zouden de Perugianen een diepte tussen twee bergtoppen hebben opgevuld en zo een horizontale straat hebben geschapen. Ondertussen is de Corso Vanucci al vele jaren voetgangersgebied. Een ideale plek dus om te flaneren, en ook om er een jazz-festival te organiseren. En dat is precies wat ze elk jaar in de zomer doen.
Mijn vrouw en ik zitten op een bank, met gipsy-jazzmuziek op de achtergrond. Ook ons uitzicht is heerlijk: in de verte strekt zich een zonovergoten dal uit en rondom ons hangt een bonte bende mensen. Op de bank net naast ons zit een jong gezinnetje. De vader is een slome kerel met een wilde bos krullend haar. Zijn T-shirt heeft een nogal onbestemde kleur en een getekende paardenkop. ‘Horsing around’ staat er in springerige letters onder. Ondanks die prikkelende boodschap zie ik hem niet stoeien of dollen. Door zijn hangerige houding, zijn vormeloze groene shortje en zijn teenslippers weet ik wel zeker: dit kan onmogelijk een Italiaan zijn. Maar dan hoor ik zijn onstuimige dochtertje en hoe die op ratelende wijze de officiële taal van de klassieke muziek hanteert. ‘Perché…?’ ‘Che cos’è quello?’ Mijn kennis van het Italiaans is nogal beperkt. Ik slaag er niet in om de conversatie te begrijpen. Eén ding is wél duidelijk: ze dartelt van de ene vraag naar de andere. De gezichtsuitdrukking van de mama spreekt boekdelen.
De vele vragen van het meisje doen me nadenken. Over hoe kinderen ervan uitgaan dat hun ouders alles weten. Een schattige beoordelingsfout. Ouders zijn dan gecharmeerd en vinden die vragen geestig en vaak een tikkeltje gek… en natuurlijk ook wel diepzinnig en zo. Volledigheidshalve moet ik evenwel vermelden dat kinderen vroeg of laat hun inschattingsfout inzien. Dat is dan in feite het moment dat ouders van hun voetstuk vallen. Zelf ben ik destijds vrij abrupt van mijn voetstuk gevallen, maar dat is voer voor weer een ander stukje.
Het thema van de ongebreidelde kindervragen en de alwetende ouders blijft me nog even bezighouden wanneer een gezin passeert waarvan ik nu eens absoluut zeker weet dat het geen Italianen zijn. Ze bezigen dan ook niet de taal van de klassieke muziek, veeleer die van FC De Kampioenen. Vader loopt voorop, de handen gezapig op de rug. Precies op het ogenblik dat hij onze bank voorbijkomt, hoort hij achter zich de vragende stem van zijn zoon.
‘Papa!’ klinkt het, op een toon die me doet vermoeden dat vader nog niet van zijn voetstuk is gevallen.
‘Papa!’
‘Ja jongen’, zegt de vader minzaam, zonder achterom te kijken.
Ik voel dat hij klaar is om zijn zoon de nodige inzichten bij te brengen: wetenswaardigheden over de Italiaanse cultuur of over jazz of zo.
‘Wat is verkrachten?’
Nu draait vader zich wél om. Hij kucht even en kijkt wat ongemakkelijk. Het staat me voor dat hij de vraag niet meteen geestig, een tikkeltje gek of zelfs diepzinnig vindt. Niettemin begint hij aan zijn antwoord. Wat verkrachten nu heel precies is, en wat de aanleiding voor de vraag was, dat kan ik niet meer achterhalen. Langzaam wordt het gezin opgenomen in de menigte. Op het podium klinkt een woelige gitaarsolo.
Door Peter Dekeyser
