Kindvriendelijkheid en hoogbouw: het lijkt een moeilijke combinatie, maar tegelijk wonen veel kinderen vandaag al in een appartement. Bovendien dagen de klimaatverandering en de verwachte ‘betonstop’ ons uit om te verdichten. Hoog tijd dus om daar bewuster over na te denken.
Door Wouter Vanderstede
Zowel in Vlaanderen als internationaal is kind- en gezinsvriendelijke hoogbouw een hot topic. Dit konden we vaststellen op het voorbije Child in the City Seminar in Antwerpen en op de netwerkdag van het vernieuwde Vlaams Netwerk Kind- en jeugdvriendelijke Steden en Gemeenten in Gent.
Op beide events zijn praktijkvoorbeelden voorgesteld, zowel voor nieuwe als bestaande hoogbouwontwikkelingen:
- Vanuit het praktijkgerichte wetenschappelijke onderzoeksproject BLOK zette HoGent een heel interessante tentoonstelling op over ‘kindvriendelijke stapelbouwomgevingen’, gebaseerd op belevingsonderzoek en ontwerpend onderzoek. Binnen dit project zijn tien ‘bouwblokken’ voor ruimtelijke kwaliteit ontwikkeld. Ruimtelijke en sociale professionals worden hiermee geïnspireerd om aan de slag te gaan met stapelbouwomgevingen.
- Kind & Samenleving begeleidde AG Stadsontwikkeling Leuven en de Stad Leuven bij ’t Wisselspoor, een concrete nieuwe kind- en gezinsvriendelijke woonontwikkeling op de site Centrale Werkplaatsen. Dit woonproject wordt door de Vlaamse bouwmeester naar voren geschoven als innovatief antwoord op de uitdagingen voor bouwen in Vlaanderen.
Hier geven we enkele belangrijke punten mee die in beide cases naar voren kwamen.


Links: Ontwerp voor kind- en gezinsvriendelijk woonproject op ’t Wisselspoor. © URA Yves Malysse Kiki Verbeeck. Rechts: BLOK-expo. © Hogeschool Gent
1. Een woongebouw staat nooit op zichzelf
De directe en ruimere omgeving bepalen mee de mogelijkheden voor een kindvriendelijke huisvesting. Het voordeel van stapelbouw zou moeten zijn dat er open ruimte gevrijwaard kan worden. Waar dit niet het geval is, is kindvriendelijke hoogbouw eigenlijk onmogelijk. Want elk kind heeft recht op buitenspelen.
Bovendien moet er een kwalitatief kind- en jongerenweefsel zijn: een coherent netwerk van parken, pleinen en (trage) verbindingen, waar kinderen, tieners en jongeren autonoom kunnen bewegen naar publieke voorzieningen op alle schaalniveaus (buurt, wijk, stad/gemeente). Een ontwerp voor kindvriendelijke stapelbouw moet vertrekken vanuit een ruimtelijke analyse op al deze schaalniveaus en het gebouw optimaal linken met het netwerk. De speel- en ontmoetingsruimte voor jongere kinderen moet zichtbaar zijn vanuit de woningen: die mate van zichtbaarheid bepaalt vaak hun bewegingsradius. Het belang van een kwalitatieve buitenomgeving en van goede voorzieningen kwam duidelijk als aandachtspunt aan bod in het BLOK-onderzoek.
Op dit punt scoort het Leuvense woonproject ’t Wisselspoor heel goed. De site ligt op een toplocatie, langs een bovenlokale fietsverbinding, te midden van buurt- en wijkvoorzieningen. Zelfs binnenin het gebouw zitten een crèche en muziekconservatorium, waarvan een aantal ruimtes ook gedeeld kunnen worden met de inwonende gezinnen.

Woonproject ’t Wisselspoor (zie rode ster) ingebed in de publieke ruimtestructuur. (Beeld: K&S)
2. Met hoogbouw creëer je een verticale buurt
Eigenlijk moet je hoogbouw beschouwen als een verticale buurt, met een hoofdstraat (de entree en de lift), woonerven (gangen of galerijen die toegang geven tot de appartementen), buurtparkjes (daktuinen), buurtpleinen en buurthuizen.
Dit idee van een verticale buurt is in ’t Wisselspoor sterk uitgewerkt door architectenbureau URA Yves Malysse Kiki Verbeeck. Zij concipieerden binnenin het gebouw een spiraalvormige binnenstraat waarop de deuren van de ‘gestapelde rijwoningen’ uitkomen. Deze binnenstraat is opgevat als volledig autovrij ‘woonerf’, tot wel zes meter breed. Kinderen kunnen er onbezorgd ‘op straat’ spelen. Bovendien zijn er zeker om de vier verdiepingen collectieve voorzieningen: een buurthuis met buurtplein, een daktuin… Een entiteit van een viertal verdiepingen wordt als ‘buurt’ beschouwd, waarvoor een aparte cohousing-begeleiding wordt opgestart.

Verticale buurt met binnenstraat en buurthuizen
© URA Yves Malysse Kiki Verbeeck

Binnenstraat op niveau als woonerf
© URA Yves Malysse Kiki Verbeeck

Balkonplein op vierde verdieping, met uitzicht op het wijkplein op de begane grond
© URA Yves Malysse Kiki Verbeeck
3. Mensen maken het verschil
Uit het BLOK-onderzoek is gebleken dat kinderen en tieners sociale aspecten in rekening nemen bij hun beoordeling van ruimtelijke kwaliteit. Naast de fysiek-ruimtelijke aandachtspunten doen ook de sociale aspecten van de ruimte ertoe. Dit komt bijvoorbeeld sterk terug in de volgende ‘bouwblokken’:
Bouwblokken voor kindvriendelijke stapelbouwomgevingen. © Hogeschool Gent
- Betekenisvolle personen in de wijk
Sleutelfiguren die gekend zijn bij veel kinderen, tieners en hun ouders, zijn heel belangrijk in wijken met stapelbouw. Wát ze precies doen, is heel divers: het kan gaan om een jongerenwerker, maar ook de bibliotheekmedewerker, een conciërge of een winkeleigenaar. Naarmate ze meer continu aanwezig zijn in een wijk, kunnen ze een vertrouwensband opbouwen en aan betekenis winnen. Het kan ook gaan over voorbeeldfiguren. Wijkbewoners die uitgroeien tot BV’s kunnen bijvoorbeeld trots en identiteit geven aan een wijk. - Ontmoeting en conflict
De kwaliteit van sociale interacties is heel bepalend voor het thuisgevoel. Gedeelde speel- en ontmoetingsruimtes kunnen het sociale weefsel versterken. Maar even goed is er nood aan ruimte om zich terug te trekken en om anderen te vermijden als er ruzie is. - ‘Eigenaarschap’
Wat kinderen (en volwassenen) in bestaande hoogbouwwijken vaak heel erg missen, is de mogelijkheid om een plek naar hun hand te zetten, om er een thuisgevoel te creëren. Dit geldt zowel voor de buiten- als voor de binnenruimtes. Er moet ruimte zijn voor toe-eigening en aanpasbaarheid, al zullen daar ook leefregels voor nodig zijn. - Veiligheid
Veiligheid is een belangrijke randvoorwaarde. Hierbij mag men het belang van subjectieve (on)veiligheid niet onderschatten: zelfs een gerucht van een gevaarlijke situatie, of urban legend kan de actieradius van kinderen in hoogbouwwijken sterk beperken. En ook kinderen zijn zich bewust van het algemene ‘imago’ van een wijk.
4. Een multidisciplinaire aanpak is een must
Werken aan de reconversie van wijken kan dus niet enkel met fysiek-ruimtelijke ingrepen. Er moet evenzeer op de sociale aspecten van de ruimte worden ingezet. Een analyse van de sociale eigenschappen van een wijk kan architecten en ontwerpers helpen om een kwalitatief ontwerp te maken. Andersom kan een fysiek-ruimtelijk inzicht ook sociale professionals helpen om correcte en aangepaste interventies te formuleren.
Eigenlijk moet kindvriendelijke hoogbouw geconcipieerd worden vanuit een dialoog tussen ruimtelijke en sociale actoren en de (toekomstige) bewoners. Van bij het begin moet dit gebeuren met expliciete aandacht voor kinderen, jongeren en gezinnen. En eens het gebouw er staat, zal de dialoog nodig blijven tussen beheerders, eigenaars, gebruikers en bewoners. Dit is dus een complexe opgave. En er zijn best nog veel experimenten te gaan in Vlaanderen.
Meer info:
’t Wisselspoor op Centrale Werkplaatsen is een woonproject van AGSL.
Volg de evolutie op: www.wisselspoor.be
De sociaal-ruimtelijke bouwblokken van HoGent, ontwikkeld binnen BLOK-onderzoek en enkele onderzoeksrapporten verschijnen weldra op: http://blok.cf
Volg de activiteiten van het Netwerk Kind- en Jeugdvriendelijke Steden en Gemeenten op: https://www.facebook.com/NetwerkKJV/
Reserveer 19 november 2019 in uw agenda voor het officiële Kick off-moment van dit hernieuwde netwerk.