Kinderen zijn meesters in de destructie. Zelfs hun eigenhandig gemaakte torens slopen ze met vilein plezier. Waarom eigenlijk? En hoe rijm je die baldadigheid met ‘spelen’?
Door Johan Meire
Als dingen kapotgaan tijdens het spelen, dan gebeurt dat nog het vaakst per ongeluk. Kinderen die opgaan in hun spel zijn dan de olifant die zorgeloos de porseleinkast omver struint. Speelgoed blijkt fragieler dan gedacht, het bad loopt over, de keuken is vol gekliederd. Heel af en toe is iets kapotmaken gewoon functioneel: de touwen en de planken van het kamp kan je afbreken om een nieuwe boomhut te bouwen. En de blaadjes van het madeliefje trek je een voor een af om te weten hoeveel hij/zij van je houdt.
Maar dingen kapotmaken kan ook echt bij het spelen horen.
Meeuwen op de zeedijk
Spelen, dat is je eigen wereld maken en er baas over zijn. Je bouwt je stad helemaal zoals jij dat wil. Die absolute vrijheid betekent ook een absolute macht. De stad is overgeleverd aan jouw genade. Creëren, van uitzicht doen veranderen, ten gronde richten: kinderen doen het allemaal. Omdat het kan: in het échte leven moeten kinderen al eens luisteren en doen wat anderen vragen, maar in hun eigen spel zijn zij heer en meester. Daarin kunnen ze doen wat anders onmogelijk zou zijn.
En dus zijn kinderen superhelden of boosaardige slechteriken, hebben ze wapens en ervaren ze wat het is om dingen teweeg te brengen: de hoge toren omverduwen en zien hoe hij uiteenvalt in stukken, brokken en decibels. Kapotmaken ís dan het spel. Het plezier van de macht om dingen te vernietigen, is hetzelfde plezier als de macht om dingen te maken, maar dan gebald in één intens moment. De scharrelende meeuwen op de zeedijk vliegen op omdat jij, brenger van chaos, ertussen komt gerend.
De stap naar gemene spelletjes is dan trouwens niet zo groot. Een zekere mate van geweld en uitsluiting zit in veel spel, maar in een ‘oorlogje’ tussen twee kampen blijven snode plannen meestal symbolisch. Wie te ver gaat, doet namelijk ook het spel teniet. Toch gebeurt dat wel eens. Het kamp van ‘de anderen’ echt kapotmaken of het zandkasteel van je broertje plat stampen: dat is weer macht, terrein veroveren en bezetten, maar dan afgezet tegen anderen – ik ben de sterkste!
De dissectie van het horloge
Kapotmaken gebeurt ook in het spel: niet als doel op zich, maar wel als waarschijnlijk tot zeker gevolg. Hoe werkt dat ouderwets tikkende horloge eigenlijk? Wat als we het eens uit elkaar zouden vijzen om te kijken hoe het er binnenin uitziet? Dat is eigenlijk net hetzelfde als graven om te zien welke schatten er onder de grond zitten. Blootleggen wat je eerst niet ziet, ontdekken hoe de wereld in elkaar zit. Alleen moet dat horloge maar best terug in elkaar gezet, en dat is nog andere koek. Kapotmaken was niet de bedoeling, maar het kwam er vanzelf van.
Kinderen zijn dan de professor die per ongeluk zijn labo doet exploderen. Verkennen gebeurt per definitie op de rand van het onbekende, en dus zijn er wel eens ongelukjes – wat als ik eens zélf mijn haar knipte? Hoe sterk is een mier nu écht? En is het waar dat regenwormen verder leven als je ze in twee stukken knipt?
Barbaars met Barbie
Dat ‘vuile spel’ blijft gewoonlijk wat onder de radar. We worden wat ongemakkelijk als kinderen verknipte geesten lijken te hebben. Terugkijkend op spel waarbij ze dieren mishandelden, vertelden studenten dat ze niet zozeer plezier vonden in het geweld zelf, maar vooral in het geheime en al bij al ernstige, experimenterende karakter van het spel. Het was leuk omdat het niet bestemd was voor grote-mensenogen; ze wisten heel goed dat regels gebroken werden en dat ze maar beter niet betrapt konden worden.
Ook al begon het plagen van de kat of het schieten op vogels vaak uit een soort verveling, kinderen voelden best aan dat dit een ander soort spel was dan tikkertje of verstoppertje. In hun spel herdefinieerden kinderen het mishandelen van dieren of van poppen vaak als ‘hen straffen’ omdat ze ‘stout’ waren geweest. Een soort spiegel dus van de straffen die zij zelf kregen of kenden van volwassenen. Ze namen op gewelddadige wijze de controle over.
Een andere studie toonde dat heel wat kinderen er plezier in vinden om hun Barbies te mishandelen. ‘Barbarij,’ blokletterde de pers, die de studie oppikte. Maar dat net Barbie zo vaak het doelwit bleek, is niet toevallig. Overvloed aan speelgoed maakt het minder erg als er iets stuk gaat. Barbie is misschien wel het symbool van die overdaad. Kinderen hebben vaak veel Barbies, in heel uiteenlopende gedaanten – zoveel dat ze uiteindelijk hun waarde verliezen.
Wanneer kinderen de poppen op den duur te kinderachtig vinden, kunnen ze, als in een soort overgangsrite, prima dienst doen om te experimenteren, én om macht uit te oefenen: je waardeloze Barbie onthoofden, kaal scheren of in de microgolf steken, en zien wat er gebeurt. Zelfs dan is spelen een vorm van exploreren. Het is een zoektocht, met de nodige blutsen en builen, naar het antwoord op die vraag die kinderen (en ook wel volwassenen) zo intrigeert: wat als…?