Een beweegvriendelijke omgeving daagt ons uit om te bewegen, maar biedt ook heel wat speelkansen voor kinderen. Hoe creëer je die plekken? Duurzame mobiliteit is alvast een stevig startpunt.
Door Wouter Vanderstede
In Nederland promoot het Kenniscentrum Sport (het vroegere NISB) al een hele tijd de idee van een ‘beweegvriendelijke omgeving’. Vanuit een maatschappelijke bezorgdheid over obesitas en bewegingsarmoede hebben heel wat Nederlandse gemeenten concrete projecten opgezet. Zo willen ze openbare ruimte creëren die mensen uitdaagt om te sporten en te bewegen. En omdat ‘bewegingsopvoeding’ al vroeg begint, komt het spelen van kinderen al snel in het vizier.
Ook in Vlaanderen krijgt de beweging voet aan de grond:
- Steden en gemeenten organiseren zich meer en meer in overkoepelende ‘vrijetijdsdiensten’, waarbij de kruisbestuiving tussen jeugd en sport (en ook cultuur) meer vanzelfsprekend wordt. Het beleidsdomein ‘vrije tijd’ staat daarmee sterker om ruimte te vragen.
- Het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en recreatiebeleid (ISB) doorliep samen met de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) en Kind & Samenleving een traject in 5 pilootgemeentes. Op basis daarvan zijn allerlei tools ontwikkeld om werk te maken van beweegvriendelijke publieke ruimte.
- Ook binnen het Vlaams instituut Gezond Leven is een ondersteuningsaanbod uitgewerkt om de zogenaamde LOGO’s (Lokaal Gezondheidsoverleg) bij te staan op vlak van ‘gezonde publieke ruimte’.
- Kind & Samenleving ontwikkelde de Quickscan beweegvriendelijke buitenruimte, een instrument om samen met planners en andere betrokkenen een omgeving te screenen op speel- en beweegvriendelijkheid.
De tijd is dan ook rijp om in Vlaanderen, samen met lokale actoren, werk te maken van speel- en beweegvriendelijke omgevingen.
Tools op de websites van Kind & Samenleving Goede voorbeelden op de website van ISB vzw.
Geïntegreerde planning
Voor ontwerpers van de publieke ruimte voelt het soms wat ongemakkelijk aan als er zich alweer een nieuwe sector ontwikkelt die eisen formuleert ten aanzien van de publieke ruimte. Planners en ontwerpers hoeden zich – niet geheel onterecht – voor allerhande extra ingrepen die in de publieke ruimte een plaats moeten vinden (denk aan sportveldjes, klimobjecten, bewegingstoestellen, speelruimtes). Omdat zowel die publieke ruimte als de middelen schaars zijn, is er dan ook maar één manier om daarmee om te gaan: geïntegreerd denken.
Er is alvast één thema waarin planners, sportambtenaren, jeugdconsulenten en LOGO’s elkaar kunnen vinden: het gezamenlijke streven naar een meer duurzame mobiliteit. Want een fundamentele keuze voor zachte mobiliteit levert op minstens drie vlakken winst op:
- Minder auto’s betekent een oplossing voor de files, en leidt tot betere luchtkwaliteit en gezondere woonomgevingen.
- Verplaatsingen te voet, met de fiets en het openbaar vervoer leiden tot meer beweging, zowel bij jonge als oudere inwoners. Auto’s mogen dus niet het meest nabije en voor de hand liggende vervoersmiddel zijn.
- Veilige straten, kwaliteitsvolle en aantrekkelijke fiets-, wandel- en loopverbindingen zorgen ervoor dat kinderen en volwassenen meer wandelen, spelen en sporten.
In een gezamenlijk streven naar duurzame mobiliteit kunnen planners, jeugdconsulenten, sportambtenaren en LOGO’s dus natuurlijke partners worden. Met gedurfde keuzes op vlak van mobiliteit en een goede inplanting van functies kan een gemeente belangrijke stappen zetten.

Uitdagende landschapselementen
Op sommige plekken, zoals bijvoorbeeld in historische parken, natuurgebieden of erfgoedlandschappen, zijn echte speel- en bewegingstoestellen (zoals outdoor fitness) minder gepast, of zelfs in strijd met de voorschriften. Maar ook daar kan je een landschap creëren dat speels bewegen uitlokt. We denken aan reliëf, klim- en springstenen, fietscrossbergjes, klimbomen, beklimbare kunst…
Er bestaan veel catalogi van straatmeubilair, en in het ideale geval laat ook dat verschillend gebruik toe. Een ‘fietsnietje’ kan ook een klimrek zijn. Op een balkvormig zitblok is zo veel meer mogelijk dan op een klassieke zitbank. Zorg er wel voor dat de materialen stevig en onderhoudsvriendelijk zijn, en dat de plaatsing doordacht is.
Door uitdagingen in te bouwen in de publieke ruimte, leren kinderen en jongeren hun fysieke en mentale grenzen verleggen. Hoe hoog kan/durf ik klimmen? Kan/durf ik erover springen? Kan/durf ik balanceren op de helling? Mik daarbij op verschillende leeftijden en ‘levels’, bijvoorbeeld door een waterkanaal te laten variëren in breedte, een helling geleidelijk te verhogen…
Het juiste object op de juiste plaats
Extra bewegingsprikkels inbouwen is een uitdaging. Doorgaans vergt het wat meer overtuigingskracht (en meestal ook extra budget) om planners en ontwerpers hiertoe te overtuigen.
We hoeven echter niet overal zware ingrepen als voetbalkooien en grote sportvelden met officiële afmetingen in te planten. Dicht bij huis kunnen kleinere, polyvalente maar goed gelegen veldjes volstaan. Zij zien er misschien nauwelijks uit als sport- of speelterreintjes, maar zijn wel zorgvuldig ingeplant en lokken actief gebruik uit.
Grotere ingrepen (en zeker ook sportkooien) vragen voldoende ruimte: die plant je in principe enkel in op grotere wijkpleinen. Vandaar dat het zo belangrijk is om bij elke woonontwikkeling ook daarop in te zetten. Je komt er niet met enkel verspreide buurtpleintjes.
Foto (c) Carve – www.carve.nl
Hoe dan ook mogen die specifieke voorzieningen niet willekeurig over de wijken worden uitgestrooid. Bij elke sport- en speelinfrastructuur moet je nadenken over hun mogelijke impact, schaalniveau en eventuele buffering, zodat overlast voor de onmiddellijke buren wordt vermeden. Beweegvriendelijke publieke is dan ook een extra ‘planningslaag’, met een eigen logica en knowhow.