Sinds 2016 kunnen de tieners van Sint-Gillis terecht in Karavane 1060, een tijdelijke plek in de publieke ruimte. Met engelengeduld en creatieve projecten bouwt tienerwerker Ruben Vandersteen daar een eigenzinnige werking uit.
Door Sabine Miedema
Het is een zonnige woensdagnamiddag en we bevinden ons op een van de meest levendige pleinen van Brussel, het Moricharplein. Om ons heen fietsen, skaten en rennen kinderen en jongeren van allerlei leeftijden en achtergronden. Terwijl Ruben nog een praatje maakt met een buurtbewoner, kijk ik alvast eens waar de tieners mee bezig zijn. Een van hen ligt muisstil op de grond terwijl een begeleidster vakkundig zijn gezicht beplakt met gips. Straks zal hij zijn masker kunnen beschilderen. Wat later laat Ruben mij de kleurige maskers zien die de andere tieners al hebben gemaakt.
In het begin werd onze Karavane veel beklad met graffiti. Dat was de vuurdoop. Het heeft vier of vijf maanden geduurd voor we aanvaard werden.
Het project Karavane 1060 is een succes. Hoe ben je op dit idee gekomen?
‘Ik was nieuw in de job als tienerwerker en ik kende de buurt en de jongeren eigenlijk nog niet zo goed. Karavane was voor mij een waardevolle manier op twee vliegen in één klap te slaan. Karavane maakt het aan de ene kant mogelijk om toffe activiteiten te doen in de publieke ruimte en geeft tegelijkertijd de mogelijkheid om op een laagdrempelige manier de jongeren te leren kennen. Ik had op dat moment geen jeugdhuis en ik had ook nog geen publiek. Op deze manier kon ik naar de jongeren toe gaan.’
Hoe waren de eerste weken?
‘Die vond ik wel spannend. Je weet niet goed hoe de jongeren erop zullen reageren. In het begin werd onze Karavane veel beklad met graffiti en er is ook een keer ingebroken. Maar dat hoort er denk ik een beetje bij, dat is de vuurdoop. Het heeft ongeveer vier of vijf maanden geduurd voor we aanvaard werden.
Eén gebeurtenis was wel kenmerkend voor de verandering. De Karavane was weer eens beklad met graffiti. Toen zijn een aantal jongeren op eigen initiatief aan de slag gegaan om hem te herschilderen. En dan weet je: nu is de Karavane ook een beetje van hen. Die tieners zijn dan ook gebleven en zijn zo’n beetje de vaste kern geworden.’
Hoe groot is de groep jongeren die op jullie activiteiten afkomen?
‘Er is een vaste groep van ongeveer acht tieners. Die hangen eerst wat rond op het plein of spelen wat voetbal en komen dan naar ons. Ik vind dat een heel toffe manier van werken. Soms zijn er ook tieners die maar één keer langskomen, maar dat is niet erg. Dat is de hele bedoeling van de Karavane: dat je langs mag komen wanneer je wilt. Je neemt daarmee een heel belangrijke drempel voor tieners weg.’
Organiseer je de activiteiten alleen of krijg je hulp?
‘Ik ben de enige tienerwerker voor de gemeente, maar ik heb wel heel veel goede partners die me ondersteunen, zoals het Gemeenschapscentrum Pianofabriek, Kamo vzw voor kunstbeleving, Toestand vzw…
Mus-e vzw levert kunstenaars die met ons samenwerken. Raïsa, die nu helpt met de maskers, is fotograaf en daarom doen we nu veel activiteiten rond fotografisch onderzoek. Zij heeft bijvoorbeeld Karavane omgebouwd tot een zwarte doos. Ze kan hiermee het plein aan de binnenkant van de Karavane op z’n kop projecteren. Ze doet verschillende oefeningen met de tieners. Zo leert ze hen bijvoorbeeld met verschillende belichtingstijden te werken, waardoor je van die zotte special effects krijgt.’
Dit is het tweede seizoen dat de Karavane op het plein staat. Heb je dingen geleerd in het eerste seizoen?
‘Ja, maar tegelijkertijd gelden sommige lessen nu al niet meer. Heel veel heeft te maken met de dynamiek op het plein en in één jaar tijd is die weer veranderd. Een heel concreet voorbeeld daarvan is dat er altijd een groepje jongeren zat in een hoekje van het plein. We hadden daar in het begin geen goede band mee, maar hebben die opgebouwd. Een van de plannen was om hen ook te betrekken bij het project, maar zij komen nu niet meer. Dan moet je nieuwe dingen bedenken. Het blijft constant fris en nieuw. Het is veel improviseren.
We hebben wel geleerd dat er heel wat uitdagingen zijn aan een werking in de publieke ruimte. Je kunt hier niet veel materiaal opslaan. Je kunt het ook niet buiten laten staan, want dan wordt het gestolen. Daarnaast heb je hier ook maar weinig intimiteit, iedereen kan zien wat je doet. Een dansproject is zo mislukt, omdat je superveel van jongeren vraagt als ze dat in de publieke ruimte moeten doen.’
Daarom ben je in maart ook een tienerhuis gestart?
‘Dat is nu een soort jeugdhuis aan het worden. Het bevindt zich in een leegstaand pand van Communa, een soort Franstalige tegenhanger van Toestand vzw. We delen het met andere organisaties, en dat zorgt ook voor uitdagingen, omdat je de ruimte niet helemaal naar je eigen hand kan zetten. Maar doordat je de ruimte deelt, zijn er wel veel faciliteiten, zoals een keuken, een pingpongtafel, zetels.’
In hoeverre geef je de tieners verantwoordelijkheid?
‘De groep die ik nu heb, bestaat uit tieners van elf tot veertien. De iets ouderen heb ik net wat extra verantwoordelijkheid gegeven. Ze vormen een mini-jeugdraad waarin de tieners zelf mee mogen beslissen wat er gaat gebeuren. Ik vind het belangrijk dat ze een stem krijgen en dat zij niet louter ‘consumeren’, maar ook leren dat het een inspanning vergt om iets te organiseren.’
Hoe moeilijk is het om tieners te bereiken?
‘Als je ze eenmaal mee hebt, lukt het goed. Ik merk ook dat vooral jongere tieners nog sterk aan hun ouders hangen, waardoor de ouders de tieners positief kunnen beïnvloeden. In het begin van de werking ben ik bij gezinnen gaan aanbellen, waarvan ik wist dat daar tieners woonden. Zo maakten zowel de tieners als de ouders meteen kennis met mij. En daarnaast zijn de scholen een belangrijke brug geweest tussen mij en de tieners.
Meisjes vormen een aparte uitdaging. Bij meisjes met een migratieachtergrond merk ik soms ook dat er van hun verwacht wordt dat ze meehelpen met het huishouden. Maar dat is zeker niet altijd zo, ze staan er vaak open voor, maar het niet zo makkelijk. Ze hebben meer veiligheid, een vrouwelijke contactpersoon en een vertrouwde sfeer nodig om zich ergens thuis te voelen. Ik wil daar in de toekomst nog meer op inzetten.’
Heb je nog toekomstdromen voor de werking?
‘Allereerst is dit project gefinancierd met tijdelijke subsidies. Het is dus onzeker of we de tienerprojecten verder kunnen zetten. Het project Karavane was ook bedoeld om de tieners hier beter te leren kennen, en dat is wel gelukt. Nu heb ik ze in verschillende activiteiten zitten en kan ik daarmee verder bouwen. Maar er komen elk jaar nieuwe tieners bij, dus hopelijk kunnen we Karavane verderzetten zodat we ook nieuwe jongeren mee krijgen.
Verder hebben we al eens een zeepkistenrace georganiseerd, waarbij de tieners zelf hun zeepkist maakten. In de toekomst zou ik graag met de gasten een boot of een vlot willen maken. Om daarmee dan een echt tochtje op een rivier te doen.’