De kans om iets te vinden

De speelkansen van losse materialen

Losse materialen worden om allerlei redenen uit de publieke ruimte geweerd. Het lijkt alsof de publieke ruimte alleen maar een cleane, lege container kan zijn. Nochtans bieden losse materialen net veel speel- en belevingskansen.

Door Wouter Vanderstede

Vaak wordt de publieke ruimte ontworpen als een volledig ‘vaste’ constructie. Uit vrees voor vandalisme moet alles zo stevig mogelijk verankerd zijn. Veel burgers vinden zelfs dat losse dingen zo snel mogelijk moeten worden verwijderd, omdat ze niet netjes zijn: blaadjes, stokken, steentjes, achtergelaten voorwerpen. Zelfs op semipublieke plekken waar er regelmatig toezicht is – de schoolspeelplaats, de speelpleinwerking, de opvang – klinken die eisen door. Nogal wat ouders vinden het niet fijn om voortdurend zand en steentjes in de schoenen en zakken van hun kroost te vinden.

Nieuwe werelden

Jonge kinderen voelen die nood aan een lege ruimte niet. Integendeel, gevonden voorwerpen vinden ze net interessant: ze nemen die vast, onderzoeken ze en vaak worden het levende objecten of decorstukken in hun spel. Als wat oudere kinderen zich vervelen op een saaie plek, dan maken ze een duikboot door gevonden steentjes in een gevonden plastic fles te steken, die ze vervolgens in een regenwaterbassin te water laten.

Met losse materialen creëren kinderen compleet nieuwe werelden. De mogelijkheden zijn eindeloos: je kan stapelen en bouwen, droppen en gooien, laten drijven en keilen, sabelen en heien, maskers en huiden maken, personages en voertuigen verzinnen… Losse materialen vormen een bron van creativiteit en laten kinderen toe de omgeving naar hun hand te zetten.

Tegenbeweging

Ondertussen is er, vaak vanuit artistieke hoek, een tegenbeweging ontstaan tegen top-down ontwerpen en tegen lege publieke ruimtes. In speel-, leef- of tuinstraten ontstaat een meer ‘huiselijke’ ruimte door toevoeging van losse elementen. Ook geefpleinen, mobiele bibliotheken en interactieve installaties poppen op. Kinderen zijn er vaak zeer nieuwsgierige en enthousiaste gebruikers.

Daarnaast worden er ook vanuit ecologische hoek vraagtekens geplaatst bij de netheidsdrang van burgers en besturen. In groene ruimtes is het veel beter om bladeren, stokken en stammen ter plaatse te laten. Zo kan de materiaalkringloop zich sluiten.

Wie is verantwoordelijk?

Dat losse materialen in die contexten wél gedoogd worden, komt doordat er een kader is voor het beheer. Er zijn mensen die de verantwoordelijkheid nemen om de losse materialen na gebruik wat op te ruimen. Er zijn bergruimtes of verzamelpunten om – op z’n minst een schijn van – orde te behouden. Dat is belangrijk, omdat andere bewoners dan het gevoel krijgen dat er voor de publieke ruimte wordt gezorgd. Deze actievelingen houden ook een oogje in het zeil, zodat er geen dingen stuk worden gemaakt.

Dit is een heel delicaat punt. Opvolging en toezicht zijn belangrijk, maar vrijwilligers kunnen niet voor àlles in de publieke ruimte verantwoordelijk worden gesteld. Niet alles is te beheersen. Als er bovendien te veel stukgemaakt wordt, dan kan het enthousiasme snel verdwijnen, zelfs bij de meest geëngageerde bewoner.

De kunst is dus een kader op te zetten om losse materialen te beheren en met meerdere actoren na te gaan wat haalbaar is en wat niet. De belangrijkste uitdaging is om zowel burgers als ambtenaren te vinden die de uitdaging willen aangaan, vanuit een gemeenschappelijk streefdoel: de publieke ruimte beter en menselijker maken. De taken, rollen en verantwoordelijkheden worden het best goed verdeeld. Geëngageerde burgers mogen niet aan hun lot worden overgelaten, maar de gemeente kan ook niet voor alles instaan. Een goed basisontwerp kan zeker helpen. En misschien is daarvoor inspiratie te vinden in de kleuterklas.

Inspiratie uit de kleuterklas

In een kleuterklas is men het gewoon om met chaos om te gaan. Speelgoed en losse materialen vliegen er soms letterlijk in het rond. Toch slaagt de betere kleuterleid(st)er erin om dit werkbaar te houden. Niet dat een ontwerper kleuterjuf moet worden, maar dit zijn vier principes van een klas die ook in de publieke ruimte toegepast kunnen worden:

  • Alleen stevig materiaal, want al het andere is zo opgebruikt of stuk.
  • Anticiperen op zware risico’s: scherpe objecten worden afgerond, er zijn het liefst geen zware objecten die vingers en voetjes kunnen verpletteren.
  • ‘Hoekenwerk’: het gebruik van los materiaal wordt ruimtelijk begrensd, het bouwmateriaal blijft in de ‘bouwhoek’, de boeken horen in het ‘leeskasteel’…
  • Opbergruimte: elk ding heeft z’n logische plek, desnoods met labeltjes gemarkeerd, het liefst afleesbaar aan de vorm of met pictogrammen.

Zichtbare zones

Voor een ontwerp is het vooral belangrijk dat men duidelijke ‘hoeken’ creëert: zones die zichtbaar afgebakend worden en ook aanvoelen als plekken waarbinnen het materiaal moet blijven. Denk aan een bosje om kampen te bouwen, een ‘bouweiland’, een zandbak-zone met een brede boordsteen… Er zijn ook duidelijk herkenbare bergruimtes om het losse materiaal na gebruik op te ruimen. Aanwijzingsbordjes (liefst met pictogrammen) kunnen zeker helpen.

Een goed doordacht ontwerp kan het verschil maken voor het latere beheer en onderhoud, al zal er – net zoals in de klas – af en toe stevig opgeruimd moeten worden. Het is daarom goed om bij het ontwerp ook groepen te betrekken: een school, jeugdbeweging of buurtcomité… Zo hoor je al in de ontwerpfase of die groepen zich bereid zijn een engagement op te nemen en hoe ver je zal kunnen gaan met de inbreng van losse materialen.

En waarom niet gewoon eens proberen?

De ene plek of buurt is natuurlijk de andere niet. Niet overal is alles mogelijk. Maar het loont zeker de moeite om het gewoon eens uit te testen. Voorzie wel regelmatige evaluatiemomenten waarop iedereen met elkaar in gesprek kan gaan: zowel (jonge) gebruikers, ontwerpers als de mensen die dagelijks instaan voor het onderhoud, en zowel burgers, ambtenaren als politici. Veiligheid, onderhoudsefficiëntie én speelwaarde moeten daarbij aan bod komen.

Belangrijk is dat iedereen zich achter de meerwaarde van losse materialen kan scharen, ook het onderhoudspersoneel. Zo kan je ook beter inspelen op klachten, die hoogstwaarschijnlijk in het traject wel zullen opduiken.

Meer info

Meer lezen over los materiaal en speelnatuur kan op springzaad.be in ‘Los materiaal: Roerend goed?’ van Kris Van Ingelghem.

Bezoek eens het eiland Tiengemeten in Zeeland: een zeer wilde-maar-ook-ordelijke speelnatuurplek, waar je zelfs vlotten kan bouwen.

Geef een reactie

Welkom

Dit is het Magazine van Kind & Samenleving. Het komt drie keer per jaar online. Veel leesplezier!

Lees over onze thema’s

%d bloggers liken dit: